Asherah of Ashera(t) was de oudste Moedergodin van Kanaän, identiek aan de Ugaritische Godin Athirat of ʼAṯirat. In een Sumerische inscriptie uit 1750 v.Chr. komt zij voor als vrouw van Anu of El (de vadergod van het Kanaänietisch pantheon). Baäl is een van haar kinderen. Zij is ook "De Vrouw die de Zee doorkruist" en "De Moeder van de Goden". Ze wordt afgebeeld in de vorm van een boom.


Het woord asherah met kleine letter betekent zoveel als pilaster of alleenstaande zuil of paal, symbool van de Moedergodincultus dat veelvuldig in Kanaänietisch gebied is aangetroffen. Het is tevens de aanduiding van een heilige boom, een groene boom die als referentieteken van leven gold en waarbij meestal een lokale boomcultus werd voltrokken, zoals ook in India nu nog vaak gebeurt. Meestal stonden er twee zulke bomen bij een tempel. Ezechiël meldt over de aanhangers van de cultus: Zij brachten een tak (van de heilige boom) aan hun neus. Asherim waren oorspronkelijk vijgenbomen, de sycamore, die in het Oude Egypte beschouwd werd als 'het lichaam van de Koningin op Aarde'. Vandaar ook de 'vijgenboom' van Adam en Eva.

In Ugaritische teksten van voor 1200 v.Chr. wordt de Godin Athirat driemaal vernoemd: ʼaṯrt ym, ʼAṯirat yammi, 'Athirat van de Zee' of in vollediger vertaling 'Zij die handel drijft op zee'. De naam wordt door de meeste vertalers en commentatoren beschouwd als afkomstig van de Ugaritische wortel ʼaṯr 'strijd' verwant met de Hebreeuwse wortel ʼšr met dezelfde betekenis.

In genoemde teksten is Athirat de partner van de god El en wordt een referentie gemaakt naar 'de zeventig zonen van Athirat', waarschijnlijk dezelfde als 'de zeventig zonen van El'. Zij wordt niet echt onderscheiden van Ashtart (Astarte), en Ashtart wordt gelinkt aan de Mesopotamische Godin Ishtar. Ze wordt verder ook nog Elat genoemd, de vrouwelijke vorm van El, die heerseres betekent en Qodesh 'Heiligheid'. Quadeshu waren heilige vrouwen of tempelpriesteressen (vgl. Naditu).

Belangrijke cultusplaatsen naast Ugarit waren de havensteden Sidon en Tyrus, waar zij de plaatselijke stadsgodin was. De god Baäl werd er als een van haar kinderen aanzien.

Deze godin komt ook als Ashratum of Ashratu af en toe voor in Akkadische bronnen.

Bij de Hittieten komt deze godin voor als Asherdu(s) of Asertu(s), of ook nog Aserdu(s), gemalin van Elkunirsa, en moeder van ofwel 77 ofwel 88 zonen.

Archeologen vonden dat tot in de 6e eeuw v.Chr. huisaltaren werden ingericht, of op zijn minst figurines werden gehouden van Asherah, die in alle sites opmerkelijke oveenkomsten vertonen.

In de Bijbel wordt 40 maal naar 'Asherah' gerefereerd (naar 'Astarte' slechts 9 keer). Astarte zou haar dochter zijn of een ander aspect van haar zuster Anath (de zuster-vrouw van Baäl). In Deuteronomium 7:5 staat: "Zo zul je met hen doen: hun pilaren zul je vernietigen; hun Asheirim zul je omzagen; en hun afbeeldingen zul je in vuur verbranden." De belangrijkste joodse bijbelcommentator, Rashi, legt uit dat 'Asheirim' (meervoud van 'Asherah') verwijst naar bomen die aanbeden worden door de Kanaänieten. De bron hiervoor is het Talmoed-tractaat.

Bron: Religie kennis wiki