DERDE SCHOOLDISTRICT.in de provincie Utrecht bezocht door H. Wijnbeek in 1836


Amersfoort, Baarn, Eemnes-Binnen, Eemnes- Buiten, Soest, Zeist.

Schoolopziener H. G. Schluiter. 13) De scholen van de stad Amersfoort, ten getale van 13, mitsgaders 20 dorpsscholen en de twee Instituten van de Broedergemeente te Zeist zijn in dit district begrepen.


Ik heb het schoolbezoek aangevangen met alle de scholen van:

Amersfoort, het toezigt over de lagere scholen te dezer stede is sedert kort opgedragen aan eene welgekozen Plaatselijke Commissie, welker welberaden werkzaamheid reeds aanvankelijk veel goeds voor het schoolwezen aldaar gesticht heeft. Op de volgende wijze is er voorzien in het onderwijs der onderscheidene volksklassen: Voor de behoeftigen bestaan de na te melden schoolinrigtingen:

1. Eene openbare stadsarmenschool voor de onderscheidene gezindheden. Het lokaal is nieuw en uitmuntend ingerigt. Voor het 150-tal leerlingen heeft het meer dan de noodige ruimte. De hoofdonderwijzer G. Muhring is jong en vol kracht. Zijn onderwijs is juist berekend naar de behoefte van zijne scholieren. Hij toont een echte kweekeling van Prinsen te zijn. Doch hem ontbreekt de noodige hulp.

2. Eene Gereformeerde Diaconieschool. Eén enkele onderwijzer is hier belast met het geheele onderwijs, dus zonder de hulp van één enkelen ondermeester. Om zulks mogelijk te maken zijn de kinderen afgedeeld in vier ploegen, elk van bijna 50. Er wordt schoolgehouden voor de eene ploeg ‘s morgens van 9 tot 12 uur, voor de tweede van 1 tot 4 uur, voor de derde van 6 tot 8 en voor de vierde van 8 tot 10 uur. Doch de ijverige onderwijzer J. Laan zal op den duur niet bestand zijn tegen zulke afmattingen. Zijn leesleerwijze is die van Prinsen. De leestoon was dan ook gepast. Het schrijven en rekenen zijn mede zeer voldoende. Er was ook gebrek aan orde en stilte. Het schoollokaal was ruim en helder.

3. Een R.K. armenschool, bezocht door nagenoeg 300 kinderen, geplaatst in een op zich zelve goed, doch te bekrompen zaal. De bekwame onderwijzer J. de Geest klaagde, dat hij de leerlingen slechts een groot jaar op school had en zij dus de school verlieten zonder het noodige geleerd te hebben. Zij konden alzoo ook (ofschoon er Prinsens leerwijze gevolgd wordt) slechts matig lezen een weinig schrijven en rekenen, doch voor verstandsontwikkeling schoot er geen tijd over.

4. Eene school in het Protestantsche Weeshuis. Een vrij bekwaam onderwijzer van de Protestantsche godsdienst, J. Groenendaal, gaf hier gepast onderrigt. In dit Weeshuis zijn Protestantschen en Roomschen. De opvoeding wordt aan allen gezamenlijk gegeven. Ieder kind echter volgt de gebruiken van zijn kerkgenootschap. Er wordt bij afwisseling den eenen dag door een Protestantsche wees in den Bijbel, naar de Statenoverzetting, den anderen dag door eenen Roomschen wees uit een uittreksel van den Bijbel naar de Vulgata gelezen. Niemand maakte aanmerkingen hiertegen.

De vier vermelde zijn bijzondere scholen van de eerste klasse. Voor de min gegoede klasse zijn eene openbare en twee bijzondere scholen van de 2de klasse.

5. In de openbare Nederduitsche school staat nog een ouderwetsch onderwijzer, J. D. Kornmaal, werktuigelijk te onderwijzen. Het onderrigt is er dan ook, met uitzondering van de schrijfkunst en het zingen, grootendeels slecht. Een ondermeester, leerling van Prinsen, is hem toegevoegd en door deze komt er eenige verbetering. Het lokaal is middelmatig, doch niet groot genoeg voor het 120-tal leerlingen.

6. In de Nederduitsche school van A. Vlaming, die, weinig geschiktheid voor het onderwijs bezittende, tijdelijk is vervangen door zekere J. de Koning, doch op wiens bekwaamheid mede niet te roemen valt, vond ik, in een matig lokaal, een 60tal leerlingen, die hij gebrekkig leerde lezen, slecht schrijven en een weinig rekenen. Het zag er haveloos uit. De onderwijzer en de leerlingen zijn Roomsch.

7. Een andere Nederduitsche school is die van A. T. Stiekel Schoenmaker. Hij is daar nog niet lang in functie. Hij had een zeer gebrekkig lokaal, doch het onderwijs was er in allen dele wel ingerigt. Hij werd geholpen door een zeer bekwamen ondermeester. Hun onderwijs was onderling in harmonie. De klankmethode leidde op tot den gepasten leestoon, de getalleer tot de rekenkunde. De taalkunde werd geregeld beoefend door een logische en taalkundige ontleding. Het schrijven, de aardrijkskunde, de vaderlandsche geschiedenis, werd er op gepaste wijze onderwezen en alles werd van tijd tot tijd afgewisseld door welluidend één- en tweestemmig gezang.

De twee laatstgenoemde scholen zijn dus bijzondere scholen der 2de klasse. 14) De overige scholen zijn voor de burgerklasse.

8. De Nederduitsche school van het Departement der Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen. De hoofdonderwijzer H. Versloot en de beide hulponderwijzers zijn kweekelingen van Prinsen. Geen wonder dus, dat er het onderwijs geheel in den geest der Kweekschool ingerigt is, zooals de klankme thode, de getal- en vormleer, de grondige taalkunde en deverdere vakken. De leestoon kwam mij echter te deftig, te afgemeten voor. Van de zangkunst werd er in ‘t bijzonder veel werk gemaakt. Het lokaal is zeer goed ingerigt. Er waren bijna 60 leerlingen van beiderlei kunne.

9. Eene openbare stadsfransche school, waar de hoofdonderwijzer J. Borst grondig onderwijst, doch de goede uitspraak van het Fransch mist en waar het lokaal veel te wenschen overlaat. Sedert heeft hij zich een beter lokaal aangeschaft.

10. Eene Fransche school, eerst sedert een jaar erkend. De hoofdonderwijzer J. Sandijk heeft een zeer goed schoollokaal en naar behooren ingerigt. Zijn uitspraak van het Fransch is beter dan die van zijn mededinger Borst, doch in de eigenlijke inrigting van het onderwijs scheen hij te moeten onderdoen voor dezen. In elk der scholen was een 40-tal leerlingen.

Voor het onderwijs der fatsoenlijke burgermeisjes is gezorgd door middel van twee scholen.

11. De eene is eene openbare stadsfransche school. De huisvrouw van Hamelberg, die aan de Latijnsche school ver bonden is voor het onderwijs van wis- en aardrijkskunde, is, evenals haar echtgenoot, zeer kundig. Doch zij munt, evenmin als hij, uit in de gave van mededeeling. Vandaar ook, dat de inrigting als kostschool geen opgang maakt en het getal leerlingen niet ver boven de 20 klimt.

12. Eene tweede meisjesschool, een bijzondere der 2de klasse. De hoofdonderwijzeresse W. J. van Ruyven en eene hulponderwijzeresse bezitten middelmatige kunde, doch goed de gave van mededeeling. De school telde 60 leerlingen, waaronder eenige in de kost. Als kostschool is de inrigting op zeer eenvoudigen voet.

13. Eindelijk bezocht ik hier eene kostschool van R. C. geestelijke zusters. Twee zusters zijn met het onderwijs belast, M. 1. C. en M. 0. Kisters. Het gebouw is net en wel ingerigt, doch het onderwijs op een zeer lagen trap. De uitspraak van het Fransch was gebrekkig. De kennis der taalregels even zoo. Met de aardrijkskunde en de algemene geschiedenis waren de leerlingen weinig bekend. Het gezang was lieflijk. Er was een 20-tal leerlingen. Mijne komst scheen eene algemeene ontsteltenis te verwekken.

In het lokaal der Departementsschool wordt des avonds van 8 tot 10 uur door de genoemde onderwijzers Versloot en Borst drie malen in de week onderwijs gegeven in de wis~ en werktuigkunde aan jongelieden, die voor ambachten opgeleid worden. Dat onderwijs kwam mij regt doelmatig voor.


Gemeentescholen.

Voorts zijn van de 20 gemeentescholen er 6 door mij bezocht, te weten: twee te Baarn; de bekwame, zachtzinnige onderwijzer der dorpsschool J. A. van Dapperen heeft, sedert drie jaren, ook eene Fransche kostschool, die reeds een 20-tal kweekelingen telde. De dorpsschool telde er meer dan 200. Deze wordt gehouden in een afzonderlijk, wel ingerigt lokaal, naast dat der kostschool en daarmede gemeenschap hebbende, door eene deur. Drie ondermeesters hielpen den hoofdonderwijzer in de beide scholen. Alles was in de beste orde. De leerwijze, was overal die van Prinsen, van wien de hoofdonderwijzer kweekeling is geweest. Lezen, schrijven, rekenen, zingen, beviel mij zeer goed. Alleen was er de leestoon wat eenzelvig. Die eenzelvigheid bespeurde ik niet in de kostschool. Aldaar werden voorts het Nederduitsch en Fransch grondig beoefend en laatstgenoemde taal vrij goed uitgesproken. Het Hoog duitsch en Engelsch worden er ook onderwezen, doch dit onderwijs liet iets te wenschen over. Voorts trok mijn aandacht het wel ingerigt onderwijs in de geschiedenis en aardrijkskunde en vooral in de, wiskunde. Behalve de kostdicipelen waren hier ook eenige dagscholieren van beiderlei kunne.

Eemnes-binnen, in een zeer goed lokaal werden hier, door G. van Markenstein een 120-tal leerlingen onderwezen. De leestoon was eenzelvig, schrijven en rekenen matig. Onder genoemd getal bevonden zich een 40-tal armenkinderen die op kosten van den sedert overleden Heer Huidekoper 15) van Maarsseveen het onderwijs ontvingen.

Eemnes-buiten; hier was het lokaal ook goed en het onderwijs van A. de Koning beter dan te Eemnes-binnen. Dit geldt vooral den leestoon. Het getal leerlingen bedroeg wel 150, doch ongelukkiglijk werd hier niet voorzien in het onderwijs der armenkinderen. Niemand trok zich die ongelukkigen aan en de gemeente is te arm om in hun onderwijs te voorzien.

Soest; ik trad de school hier binnen des morgens ten 9 uren, juist gelijktijdig met de kinderen. Spoedig heerschten er orde en stilte. De onderwijzer D. Haks ving zijn werk aan met een regt stichtelijk gebed. Daarna werd er gezongen, doch dit konde zuiverden en welluidender zijn. De klankmethode werd vervolgens met de benedenste klasse beoefend, terwijl de hoogere klassen bezig waren met schrijven. De onderwijzer had geen goeden slag om bij de leestafels aan een goeden leestoon te gewennen. Dat gebrek van den goeden leestoon was dan ook merkbaar tot in de hoogste klasse. Vermits de brave onderwijzer mij voorkwam zich door eene groote mate van zedigheid te onderscheiden, zoo voelde ik mij genoopt hem aan te wijzen, hoe het onderwijs voor de leestafels aangewend moest worden om een goeden leestoon den kinderen eigen te doen maken en hoe zoodoende die goede leestoon alsdan in de hoogere klasse zonder veel moeite wordt verkregen. Met dankbaarheid werd die aanwijzing aangenomen. Het rekenen was vrij goed; het schrijven matig. Er waren meer dan 200 kinderen. Het schoolvertrek, ofschoon voldoende, mogt wel iets ruimer wezen.


Zeist

de dorpsschool is laag, bedompt en bijna voor de helft te klein voor de 200 leerlingen. De burgemeester heb ik dit gebrek aangewezen en op de vergrooting en verbetering van hetzelve aangedrongen met dat goed gevolg, dat er sedert een plan en bestek voor een geheel nieuw lokaal is gemaakt om in 1837 te worden gebouwd. De onderwijzer L. de Meyer is niet vrij te spreken van pedanterie; hij is anders een vrij goed onderwijzer. Hij leerde tamelijk goed lezen, logisch en taalkundig ontleden, schrijven, zingen en rekenen. Het grootste gebrek bestond hierin, dat hij de kunst niet verstond om alle de leerlingen gelijktijdig nuttig bezig te houden. Vandaar, dat er geen genoegzame stilte heerschte en gevolgelijk de vorderingen niet zoo groot waren als zij anders zouden zijn.


Eindelik bezocht ik ook de beide Instituten der Hernhuttersche Broedergemeente. 16) In het Instituut voor jongens waren 32 leerlingen, waarvan de helft kostdiscipelen. De brave en kundige directeur 1. R. Trüauf hield zich meer bezig met het Instituut voor meisjes en liet dus de taak schier geheel over aan eenige hulponderwijzers, alle Hernhutters. Er werden de beginselen van het Latijn onderwezen door een Neuchateller en wel door middel van het Fransch, welke taal alzoo tevens beoefend werd. Doch ik bespeurde hier geene groote vorderingen in het Latijn. Het onderwijs in het Hoogduitsch was het beste. De geschiedenis en aardrijkskunde werd er vrij goed geleerd. De orde en netheid lieten nog wel iets te wenschen over.

Het Instituut voor meisjes telde bijna 36 kostdiscipelen en een 20-tal dagscholieren. Zij zijn in acht klassen verdeeld. Iedere klasse zit in een afzonderlijk vertrek en heeft daar hare afzonderlijke onderwijzeresse. De meeste der onderwijzeressen zijn Hernhutters. Zij onderscheiden zich van de andere door aanminnigheid en zachtheid in voorkomen, niet minder dan door beschaafde manieren. Al de onderwijzeressen kwamen mij voor zeer bekwaam te zijn voor hare taak. Het Fransch en Hollandsch werden goed, het Hoogduitsch voortreffelijk onderwezen. In de geschiedenis en aardrijkskunde waren de meisjes tamelijk bedreven.

Alle de kostleerlingen met de onderwijzeressen slapen tezamen in eene groote, luchtige zaal op legersteden zonder gordijnen. Er scheen veel meer orde en zindelijkheid te heerschen dan in het Instituut voor de jongens. De Heer Trüauf heeft sedert het land verlaten. Dit zal aan de beide Hernhuttersche Instituten veel nadeel toebrengen.

Over het algemeen dragen de door bezochte scholen van dit district de blijken, dat de schoolopziener zich ijverig toelegt op de verbetering van het onderwijs.