F.M. Mulders als kwekeling in ‘t Hof in Dordrecht in 1861


...Ik werd geboren 8-4-1850 te Dordrecht in de Heerheijmansuijestr, een achterstraat, niet alleen nu, maar ook toen. Mijn vader, een knap werkman, zag zijn timmerzaak goed vooruitgaan en kocht toen ik een jaar of 7 of 8 van het huis in het Steegoversloot. Van toen af begon voor mij het ongeluk. Volgens mijn ouders woonde ik toen voornaam en moest jongenheer zijn, maar zakgeld om als jongenheer mij te bewegen, zooals andere jongens waarmede ik om mocht gaan, kreeg ik niet. Mijn zakgeld bedroeg 2 cent per week” dat mij Zondags onder den naam van zondagsche cent werd overhandigd. Men hield daarvoor nieuwe mooie blinkende centen.

Tot mijn groot, zeer groot ongeluk kon ik op school zeer goed rekenen. Ik deed het gaarne en daar rekenen toen hét vak was, viel al spoedig het oog mijner onderwijzers op mij. Ik was lang, te lang voor mijn jaren en zoo kwam het dat meester van Heumen, hoofd der school in ‘t Hof (1e stads tusschenschool) met mijn vader overeen kwam, dat ik tot schoolmonarch zou worden opgeleid.


1 november 1861 werd ik kweekeling aan de school in ‘t Hof op een salaris van f 25,- ‘s jaars of f 2,08 ‘s maands. Ik was de wereld te rijk, maar och wat een tegenvaller. Ik moest de f 2,- afgeven en mocht de 8 centen ‘s maands houden. De zondagsche cent bleef bestaan, al werden er nu geen nieuwe blinkende meer voor gebruikt. De 12e maand van het jaar ontving ik f 2,12, een buitenkansje dat op de Zondagsche cent geen invloed had. Gelukkig dat grootmoeder Leentje nog wel eens een paar centen van haar sobere bestaan afzonderde en mij dat toestopte. Ieder begrijpt hoe ver ik met die Zondagsche cent vermeerderd met 4 cent ‘s maands kwam. Rooken het ideaal van een jongen. Ho maar en toch rookte ik, Ik kocht een pijpje van een paar centen en zocht bij Jan van Dorsten, ook kweekeling, wiens vader conciérge was in het tribunaal. de eindjes sigaren op, die advokaten of rechters en misschien ook wel eens een veldwachter had laten liggen. Wat konden wij als alle zalen waren afgezocht heerlijk zitten dampen, veelal buiten op den Groenendijk, Parken waren toen niet bekend.


Dat kweekeling zijn bracht wat ellende mede. Zie hier het leven van een kweekeling dier dagen en vergeet niet dat ik als 11,5 jarige begon. Spelen op straat met andere jongens was verboden, want men was een schoolmeester in miniatuur. Nog herinner ik mij levendig dat ik in de 1e dagen der Dortsche kermis het waagde eens mee te toeren in een turkschen schommel. Mijn vader werd gewaarschuwd, deze kwam spoedig en ten aanschouwe van de geheele schooljeugd kreeg ik een geduchte aframmeling om mij duidelijk te maken dat het draaien in een schommel mij mijn gezag over mijn leerlingen zou doen verliezen, prachtig, he. Dat handhaven van het gezag wist wat in die dagen toen de lijfstraffelijke rechtspleging voor leerlingen en kweekelingen nog in vollen gang was. Over die straffen zou ik interessante mededeelingen kunnen doen. Meester van Heumen die met zijn kolossale handen de kwaadste nog niet was. gaf mij eens voor mijn klas een slag om mijn ooren, zodat ik van het bankje, waarop ik stond, afvloog, en waarom denkt gij? Ik moest woorden laten spellen en gaf op het woord worst, van Heumen stond naast mij en zei:”Jij lust zeker graag worst verleden week hebt gij dat ook laten spellen”, Ik kon het mij heusch niet herinneren en zei dat ook. Pats klonk het aan de linkerwang en ik vloog van het bankje af, pats aan de rechterwang. Gelukkig dat ik gauw op het bankje terug vloog, anders zou het zeker nog wel eenige minuten pats. pats gebleven zijn. Het werk van een kweekeling dier dagen was zeer belangrijk, als hij b.v. in den winter eens niet functioneerde of te laat was, liep het geheele onderwijs in het eerste uur in de war.


Zie hier zijn werk. ‘S Winters om half 8 naar school, verschillende kachels aanmaken zoo noodig eerst hout hakken en steenkolen krijgen. Gewoonlijk deden zij de voorbereidende werkzaamheden den vorigen dag, tussen 4 en 4,5 uur. Waren zij eindelijk aan, dan den vloer rond de kachel netjes aanvegen. Circa half 9 moesten wij een paar leeslessen in drukletters op bord schrijven. Wat ons weleens gelegenheid gaf een onderwijzer, door ons niet bemind en die de letter S niet zonder een groot SIS- geluid kon uitspreken te plagen. Wij schreven dan het bord vol met woorden en zinnen waarin die S veel voorkwam, B,v. Simson droeg de poorten van de stad Gaga op een hoogen berg. Keesje slijp mijn mesje eens, en dergelijke, totdat het al te veel in het oog liep en alles werd uitgewischt. Overschrijven was dan nog een zachte straf,,


Van 9 tot 12 uren van 2 tot 4 uur voor de klassen. De eerste twee jaren in de kleine school (leerlingen van 6-8 jaar) circa 40 á 45 candidaten in de letteren in elke klas. Tusschen 12 en 2 uur moesten de griffels geslepen en de veeren pennen die toen in gebruik waren, vermaakt worden en vloog men naar huis om te eten. Tusschen 4 en 5 werden de kachelbenodigdheden voor den volgenden dag gereed gemaakt.


Van 5 tot 7 op de avondschool blijven en meehelpen voornamelijk sommen nazien en dan van 7 tot 9 kregen wij enkele avonden in de week les van de Heeren van Heumen van Trooyen en Schotel. Meester van Trooyen” hoofd der 2e tusschenschool in Achterom waar nu het Postkantoor liep werd Geschiedenis en Aardrijkskunde toebedeeld hij gaf goed les. Na eenigen tijd kende hij vrijwel Lod. Mulder Alg. Geschiedenis en idem Vaderlandsche Geschiedenis uit het hoofd-en daardoor werden zijn lessen wel wat beter, ofschoon afhooren en jaartallen hoofdzaak bleef. Zijn grootste pleizier was ons bezig te houden met geschiedkundige anecdotes en grappen. Nog herinner ik mij levendig hoe Makelijk hij kon vertellen van den panjoeren overste von Trenck en Maria-Theresia. Die uurtjes waren bij ons geliefd. Later bemerkte ik dat de romans van Louise Muhlbach hem nog al eens aan stof hebben geholpen. Evenals de Wereldgeschiedenis van Adolf Strechfus vertaald door B ter Haar aan stof voor vertelling over Theseus, Persus- Adriadne en tal van sagen ontleend aan de geschiedenis der oude volken. Wat kon hij die Hercules laten zwoegen, in 1 woord hij vertelde levendig en aanschouwelijk. Je zag het Procustus bed en het speet je werkelijk als het uur om was. Het best gaf les mr. van Heumen. Die had de 2 hoofdvakken n.l. -rekenen en nederlandse taal. Hier geen grapjes, maar werken was de boodschap. Wij waren bang voor hem, maar erkende toch zijn lust en ijver om je het als het ware in te pompen. Wie het bij hem niet leerde was een groot uilskuiken. Bij hem en voor hem werkten wij tegen elkander op en deden steeds ons best elkaar een vliegje te vangen.


Elk jaar In den winter moesten de kweekelingen op een avond in de regentenkamer voor den schoolopzïener en de schoolcommissie proeven van hun bekwaamheid afleggen, Zulk examentje had niets te beteekenen ofschoon wij er somtijds zeer ruw werden toegesproken. Zoo herinner ik mij nog dat schoolopziener Vogelénzang, burgemeester van Puttershook vroeg. Wat weten jullie Deventer? De een noemde dit en een ander dat; doch wat hij wilde hebben kwam niet, waarop hij in een driftbui uitriep:”Hebben jullie dan voor den hoog en Iaag nooit geen Deventerkoek gevreten? Wij konden toen spoedig Inrukken, Den volgenden morgen bewezen ons de ledige oesterschelpen, dat zijn booze bui spoedig afleiding had gevonden. Wij mocten de boel opruimen, maar vonden zelfs geen sigaartje, kale boel voor ons. Nog eene andere bezigheid behoorde toen tot het emploie van de kweekelingen. Zij moesten, n.l. elken zaterdag na twaalven gewapend met lange kamerbezems de vloeren der scholen vegen en na geveegd te hebben, moesten zij met natte doeken de schoolbanken van stof en onreinheden verlossen. Wij waren met ons achten of tienen en deden dit werkje bijzonder gaarne, niet om het vegen, maar om den veger, die was ons geweer, soms ons kanon. Zeer dikwijls onzen houwdegen. Wat hebben wij toen veel malen oorlogje gespeeld. In 2 partijen en onder Indianen gehuil trok men tegen elkander op, gevoelige slagen werden uitgedeeld, een oude vete soms uitgevochten. En als het rumoer dan zoo werd, dat de voorbijgangers in het Hof bleven staan, dan kwam eindelijk de generalissimus van Heumen, welke spoedig den strijd beslechtte en onpartijdig aan Spanjaarden en Hollanders deed gevoelen dat het recht om klappen uit te doelen uitsluitend aan hem toe kwam.


Toch vonden wij die zaterdagmiddaguuren heerlijk en toen zij in 1866 voorgoed werden

afgeschaft omdat de lessen aan de toen opgerichte Normaalschool reeds begonnen des middags ten 1 ure hebben wij onder elkander nog menigen keer die pret opgehaald, Toen ik 16 jaar was kreeg ik opslag tot f 50,- ‘s jaars waardoor mijn zakgeld klom tot 32 cent in de maand. Een paar kweekelingen hadden reeds het vorig jaar opslag gehad maar ik woonde In het Steegoversloot, mijn vader was timmermansbaas en ook al aannemer en dus vonden de vroede vaderen dat ik het zoo niet noodig had en dus uitstellen. In 1866 werd de Rijksnormaalschool opgericht, allen moesten toelatingsexamen afleggen. Ik slaagde voor de 3e klasse, ging het volgend. jaar over naar de 4e klasse en slaagde in 1868 voor het hulponderwijzersexamen in Den Haag. Ik kreeg reisgeld mede tot op 1 cent nauwkeurig en daarenboven f 1 waarvoor ik als ik als ik slaagde een pleizierreis naar Scheveningen mocht maken. Bij niet slagen moest de gulden teruggegeven worden. Gelukkig slaagde ik en voor belooning maakte ik de gulden op waarover ik vroeger reeds sprak.