De eerste weken in de school in Waddinxveen door P. Milaan


Het werd weér dinsdag. Dan kwam de patroon poolshoogte nemen in de kleine school, Ik zie hem nog binnenkomen met zijn blauw en wit katoenen jasje aan en het tabakskistje onder den arm, Hij nam weér de laagste afdeling. Het duurde niet lang of ik zag hem ongeduldig het hoofd schudden, toen een voortdurend gebrom, en daar brak de bui los, ‘Niets gevorderd, niets opgeschoten, ‘t gaat slecht! Wat is er toch uitgevoerd?’ werd mij op een afstand naar het hoofd geworpen, totdat eindelijk met een driftig gebaar het sterke krijt werd neergegooid en de patroon almaar in zichzelf mopperende, verdween! En ik had toch zoo mijn best gedaan! Den volgenden dinsdag was het nog een staaltje erger Een week later kwam het tot een uitbarsting. Ik was in de stellige meening dat, het al heel wat beter ging, maar jawel! Toen hij de schriften inzag, was het bar; ze werden me bijna naar het hoofd geworpen. Eigenlijk had hij op dit punt wel reden tot mopperen: ‘t was of er met een houtje geschreven was! Ik had wel beproefd de pennen te verbeteren, maar als men de kunst niet verstaat net als ik, geraakt men van den wal in den stoot. (Van Milaan had zelf namelijk nooit eerder met een veren pen geschreven - red.) Dat had hij in aanmerking moeten nemen. Droefheid en boosheid kampten met mijn gekwetst eergevoel zoodat ik bleef zwijgen en mij oogenschijnlijk kalm hield. Ik greep mijn pet, vergat mijn pijp niet, en ging de school uit naar mijn kamertje waar ik direct begon met mijn koffer te pakken.’ Er wordt daarna op Van Milaan ingepraat zodat hij terugkomt op zijn besluit en blijft- In hel volgende jaar, na het vertrek van zijn collega, komt hij voor de middelste klasse te staan.


Een klas hoger

‘Mijn nieuwe werkzaamheden waren natuurlijk nu geheel anders. Lezen, schrijven (met stalen pennen!) rekenen, wat taal en een weinig aardrijkskunde, zie daar mijn programma. Van ‘Kennis der Natuur’ was geen sprake, zelfs in de hoogste klasse niet. Kooroefeningen, druk op!

Maandag en donderdag moest ik het rekenwerk op bord schrijven: optelsommen met één rij en met grootere getallen; een aftrekking zonder, en een idem met ‘leenen”, al de gevallen der vermenigvuldiging en die van het deelen, De hoogste klasse kreeg paalvast elke week een vorm met geheele en een met decimale en gebroken getallen. En het resultaat: vast in de bewerking der getallen van de vraagstukken. Was een som foutief in het antwoord, dan school de fout in de wijze van oplossen, maar hoogst zelden in de berekening.


Elken dinsdagmiddag om 1 uur nam de patroon de geheele school voor zijn rekening en dan was het in koor: de tafels van vermenigvuldiging van 2 tot 20. De middelste klasse liet na die van 10 de zaak schieten, Wel deden die leerlingen hard mede met het noemen der factoren, even vurig als de grooten, maar naar het product hapten ze maar in den aanvang, Maar door het voortdurend aanhooren, werd het al beter en beter, zoodat, wanneer zij de hoogste afdeeling bereikt hadden, de tafels tot 20 er muurvast inzaten, Aardrijkskunde werd op dezelfde wijze behandeld. Op vrijdagmiddag klonk het: “de provinciën van Nederland met de hoofdsteden’ en daar begon het koor, altijd in een eentonige, vaste rythmus, waarbij de maat door het tikken met een lineaal werd aangegeven, Dan volgden op dezelfde wijze de steden der provinciën en de landen van Europa met de hoofdsteden. De middenklassen gingen daarna volgens de rooster aan een andere schriftelijke werkzaamheid, terwijl de hoogste de les voor de kaart vervolgde. Eigenaardig was het, dat ik den patroon dikwijls betrapte, dat bij op zijn vragen zelf antwoordde en ... zichzelf prees. Bijvoorbeeld wees hij “ het eiland Elba aan, en zeide dan. ‘Op Elba heeft gevangen gezeten?’ Kwam er dan dadelijk geen antwoord dan klonk het uit zijn mond: ‘Napoleon Bonaparte. Goed, zeer goed!’, en ‘t ging verder.


Zinsontleding geschiedde op een eigenaardige wijze. Elke week was daarvoor een half uur aangewezen en stonden er eenige zinnen op het bord. Ik Hoorde dan het commando ‘Zet den zin in de constructie’, waarop de aangeduide leerling de zinsdeelen zoö verschikken moest in een vaste volgorde, dat eerst het onderwerp, dan het gezegde en daarna al de bepalingen, ook die in een vastgestelde rij, opgenoemd werden,

Elke morgenschooltijd werd met gebed geopend of met het zingen van een schoolvers . Het repertoire van den zang was niet groot. Het lievelingslied van de kinderen was: Jan Stoffel, Het was een beurtzang met solo en koor.


Gepubliceerd in De School Anno lente 1995, jaargang 13 p.5-9.