Maarten ‘van Rossum verovert de stad in 1543
Meer geluk had de hertog van Gelre in het jaar 1543. Gebruik makende van het feit dat Karel V, door het Sticht sinds 1517 als landsheer erkend, tegen Frankrijk oorlog voerde zond hertog Willem de meedogenloze doch uiterst bekwame veldheer Maarten van Rossum naar de Veluwe, met de opdracht de grenzen te overschrijden zo hem de gelegenheid gunstig scheen. Toevalligerwijs was een deel van de Amersfoortse bezetting, door Karel V in Amersfoort achtergelaten, uitgetrokken om zich van Nijkerk meester te maken zulks tegen de wil van de Amersfoortse magistraat.
De keizerlijke benden werden door de Geldersen verslagen zodat Van Rossum de kans schoon zag, Amersfoort te verrassen.
4 juli verscheen zijn leger, dat 20 vendels voetvolk en 1200 ruiters telde, voor de stad. De burgerij stond geheel alleen voor de verdediging en kweet zich daarvan op zulk een moedige wijze dat vijf achtereenvolgende stormaanvallen werden afgeslagen. De verliezen waren echter zo hoog, en de vesten hadden zulk een schade opgelopen dat men zich niet langer opgewassen achtte tegen een zesde aanval. Sluw als Van Rossum was knoopte hij door koeriers onderhandelingen aan met het stadsbestuur, dat, geloof hechtende aan zijn aanlokkelijke voorwaarden, tot overgave besloot. Intussen waren de verdedigers onkundig gelaten van deze onderhandelingen en openden de strijd opnieuw toen Van Rossum’s troepen zich opmaakten de stad binnen te trekken. Gebruik makende van de weldra optredende verwarring kostte de bezetting Van Rossum echter aanzienlijk minder moeite dan wanneer hij voor de zesde maal had moeten stormen. Bovendien legde hij de tegenstand als kwade trouw uit en achtte zich daardoor van zijn afspraken ontslagen.
Was de schatting aanvankelijk op 7000 gulden bepaald, nu moesten de burgers al hun geld en sieraden inleveren waarbij ieder de ringen van de vingers werden getrokken en geen meisje of vrouw meer veilig was. Voorts moest de stad een algemene brandschatting afkopen voor 80.000 rijders van 24 stuivers het stuk terwijl de magistraat bovendien tot het opstellen van schuldbekentenissen werd gedwongen.
Intussen was prins Willem van Oranje, de jeugdige keizerlijke stadhouder in de Nederlanden, het Sticht te hulp gesneld en maakte zich in Utrecht op, de strijd met Van Rossum aan te binden. Deze maakte zich echter uit de voeten, met medeneming van enige vermogende Amersfoorters als gijzelaars en de zakken gevuld met geld. Daaronder ook de welvoorziene kas der St. Joriskerk, waaruit de verdere uitbreiding van dit bouwwerk bekostigd had zullen worden. Drie vendels bleven in de stad achter, totdat de hertog van Gelre op 7 september zijn algehele nederlaag jegens Karel V moest erkennen en ook Amersfoort zijn bezetting kwijt raakte. Op 31 september reed de prins van Oranje Amersfoort binnen, om de hernieuwde eed van trouw aan Karel V af te nemen.
De vorst was hoogst ontstemd over de wijze, waarop de magistraat zich door Van Rossum om de tuin had laten leiden. Een spotvers uit die tijd legt getuigenis af van deze beschamende gebeurtenissen:
„Amersfoort was een Kamp vol stieren, Keyser noch Koning kost haer regieren; Maer doen Meerten van Rossum quam, Die maeckte van elecke stier een lam.”
Beschimpingen, die in ieder geval onverdiend waren voor de talrijke burgers die zo kloekmoedig de wapenen hadden gehanteerd, onschuldig aan de daden van het stadsbestuur.
Karel presenteerde op zijn beurt de rekening door de zelfstandigheid van de magistraat sterk te besnoeien, terwijl de door hem aangestelde stadsschout daarentegen met grote macht werd bekleed. Eerst gaandeweg heeft het stadsbestuur kans gezien zijn oude rechten te hernemen.
Bron: Zeven eeuwen Amersfoort