De „Kat”


Men was echter nog niet van Philips af! De smaad moest gewroken worden en als men de stad niet meteen kon vernederen, zo zou men haar op een andere manier wel op de knieën krijgen. Een blokkade lag wel het meest voor de hand, waartoe aan weerszijden van de Eemmond een blokhuis werd opgericht, zodat geen schip in- of uit kon varen. Bovendien liet de hertog in Amsterdam een drijvend blokhuis bouwen, dat men de „Kat“ noemde. Een geheimzinnig gevaarte, 60 voeten lang, 30 breed en 16 hoog, voorzien van overdekte borstweringen en erkeltorentjes mitsgaders op drie hoge masten rustende kraaiennesten, waarin enige scherpschutters plaats konden vinden. Op het dek stonden „blijden“ en andere belegeringswerktuigen terwijl het geheel door koehuiden en geteerd zeildoek tegen brandpijlen was beschermd.


Zodra het gevaarte klaar was werd het onder leiding van Philips naar de Eemmond gesleept. Hoewel het in de bedoeling zal hebben gelegen deze oorlogsmachine verder Eemopwaarts te halen teneinde er de Koppelpoort mede te kunnen aantasten is het nooit zo ver gekomen — aan twee ankers gemeerd liet men het voor de Eemmond liggen totdat de tijd voor een hernieuwd beleg rijp zou zijn.


Intussen was de vorst ingevallen, hetgeen het transport Eemopwaarts belette. De Amersfoortse burgerij wachtte evenwel niet lijdelijk af en besloot het gevaarlijke instrument te vernielen eer het voor de stad was gekomen. Het geluk was met hen want terwijl zij van de ene Eemoever af de beschieting inzetten en de „Kat“ door het geloop en geschiet der verdedigers in deining geraakte, schuurden Iangsdrijvende ijsschotsen een der beide ankerkabels door. De „Kat“ maakte nu een zwenking ten gevolge van de stroom en liep tenslotte op het droge. Men zag geen kans het drijvend kasteel weer los te trekken; bij het dalen van de waterspiegel begon het slagzij te maken en toen ijsgang zowel als golven het wrak binnen enkele dagen onbruikbaar hadden gemaakt werd het voorgoed afgeschreven.


Deze nieuwe tegenslag voor de Bourgondische hertog zal er het zijne toe hebben bijgedragen dat de Utrechtenaren en de Amersfoorters driester begonnen op te treden en Bunschoten straften voor het „verraad“, Philips geen tegenstand te hebben geboden. Mede uit vrees dat de hertog er zich ten tweeden male zou kunnen nestelen slechtten zij de vestingwerken van het stadje en brandden de huizen af — een slag, welke de ontwikkeling van deze plaats tot stedelijke gemeenschap voorgoed verijdelde.


12 november 1428 sloten de partijen een bestand, 28 juli 1429 gevolgd door een verdrag, dat aan verdere vijandelijkheden een einde maakte en Amersfoort verlicht deed ademhalen. Rudolf van Diepholt had de overhand behaald doch de toekomst zou leren dat de zorgen hem bleven vergezellen. Zorgen, welke Amersfoort nolens volens deelde en die de stad tenslotte in open oorlog met Utrecht brachten.


Bron: Zeven eeuwen Amersfoort