De aanval van Philips van Bourgondië en het beleg in 1427 .


Zorgvuldig bereidde Philips van Bourgondië zijn aanval voor. De Franse troepen werden in Amsterdam samengetrokken en verenigd met de manschappen, uitgerust door de Kabeljauwse steden van Holland en Zeeland. Eindelijk was het zover dat het krijgsvolk, met zijn proviand en verdere toerustingen op schepen kon worden gezet en overgezeild naar Naarden, waar men de 25ste oktober behouden landde. De dag daarop werd Eemnes bezet, weldra gevolgd door Bunschoten. Te Eemnes werd de eigenlijke aanval op Amersfoort voorbereid 31 oktober stond de vijand voor de stad en eiste haar op. Vergeefs evenwel.


Bij het aanbreken van de volgende dag - het was Allerheiligen - werden de trompetten geblazen en zette men de eerste aanval in. De vijand bestormde de stad aan de westzijde, waar de bodem het hoogste lag en men het minste van de drassigheid last had. De aanval werd echter afgeslagen. Nu werd een tweede ondernomen, waarbij grotere scharen werden ingezet. Andermaal vergeefs!


Philips, die zulk een tegenstand niet had verwacht, werd hoogst geprikkeld en gelastte iedere man aan de derde en laatste aanval deel te nemen. Maar ook de burgerij besefte dat het er nu op of onder ging, tot de vrouwen en kinderen toe. En terwijl de vijandelijke strijdmacht ten derde male aangolfde droegen vrouwen en jongens emmers ongebluste kalk en teilen gloeiend water, ja zelfs kokende mout aan, welke over de hoofden der belagers werden uitgekeerd. Vreselijk waren de verliezen welke de Bourgondiërs leden doch op één plaats beklommen zij de muur en drongen de stad in. Hun aantal was echter te klein en zo moesten deze doldrieste vechtersbazen hun moed alras met het leven bekopen.


Philips, die persoonlijk aan de strijd had deelgenomen, zag in dat de strijd voor hem verloren was en verzamelde zijn troepen in diens legerkamp.


Doch wat een jammerlijk: aanblik leverde het verlaten gevechtsterrein nog op! De grachten waren rood gekleurd door het bloed, de doornenhaag op de wal daartussen lag bezaaid met lijken en overal weerklonk het gekerm en gesteun der aan hun lot overgelaten gewonden.


Huiverend bracht het geteisterde leger de kille nacht in de open lucht door - op een verblijf in tenten was nauwelijks gerekend terwijl er evenmin voldoende voedsel en verbandmìddelen aanwezig waren. Men had er zich immers verheugd het zich dezelfde dag nog geriefelijk te zullen maken in de huizen der verwaten burgerij! In de vroege ochtend van de 2de november brak het Bourgondische leger op. Men verwachtte een nieuwe stormaanval doch er werd geen schot gelost - om de stad heen trok de vijand in oostwaartse richting, teneinde in Nijkerk een bivak op te slaan. De Amersfoortse burgerij geloofde haar ogen niet en brak in een wild gejubel los! De legerplaats werd aanstonds geslecht en de op de vijand veroverde vaandels in de St. Joriskerk opgehangen, boven het H. Sacrament. Daarna vroegen de doden de aandacht 8 dagen had men nodig eer men alle lijken uit grachten en legerplaatsen had bijeengebracht en ter aarde besteld.


Voortaan vierde de stad ieder jaar op Allerheiligendag deze wonderbaarlijke uitredding met een grote processie, om en door de stad.


Bron: Zeven eeuwen Amersfoort