Het beleg van 1366


Nu dwong de stad bisschop Jan wel tot andere maatregelen, waarbij hij nolens volens de diensten van graaf Albrecht van Beieren moest aanvaarden, welke bepaald niet onbaatzuchtig werden verleend. Op St. Margrietendag, de 13de juli van het jaar 1366, sloeg de graaf het beleg voor Amersfoort en dwong de stad na 8 dagen tot overgave. De bisschop was er de man niet naar om er op uit te zijn het volle profijt uit dit succes te trekken, noch ook de burgerij te vernederen. Bovendien had hij de stad ook weer nodig om zich van zijn geldelijke verplichtingen jegens Albrecht te ontslaan. Het eindresultaat der onderhandelingen was dan ook de vermelde overeenkomst, waarbij de bisschop de stedelijke privileges bevestigde terwijl de stad hem het recht liet over Amersfoortse burgers te oordelen, die zich aan „doetslach oft an leemte" — de „ondaden“ waarover wij reeds schreven — hadden schuldig gemaakt.


De verlegenheid waarin de bisschop zich bevond blijkt wel uit het feit dat hij dezelfde 15de december een schuldbekentenis ondertekende van „2500 penningen payments die binnen onse stat van Amersfoort ghenge ende gheve is”. De stad mocht deze som verhalen op „onse drye marct tollen tot Amersfoort in sulken schyne als die brieven begrepen die sy van ons daer af hebben”. Hij zal hierbij gedoeld hebben op het privilege, door bisschop Jan van Diest (1323—1340) op 25 maart 1331 aan Amersfoort verleend, waarbij de stad twee marktdagen kreeg bij de ene marktdag, welke zij reeds bezat.


Het recht, markten te houden, was namelijk aan de landsheer voorbehouden. Stond hij een dergelijke markt op een bepaalde plaats toe, zo maakte hij aanspraak op een deel der markttollen, voor dit doel op de aangevoerde handelswaar geheven.


Bron: Zeven eeuwen Amersfoort