Het eerste beleg.


In 1274 blijkt Amersfoort inderdaad verdedigbaar te zijn. In genoemd jaar laad Amersfoort namelijk partij gekozen in de troebelen, ontstaan door het oproer der Kennemer boeren tegen de jeugdige graaf Floris V en zijn adellijke raadgevers. De opstand sloeg alras over naar Amstelland, de Vechtstreek en Eemland terwijl in de stad Utrecht de gilden naar de macht grepen, de zittende magistraat verdreven en bisschop Jan van Nassau verjoegen. Amersfoort’s burgerij vertoonde een zelfde gezindheid als de Utrechtse en weigerde de bisschop toegang te verlenen. De tijd bleek echter nog niet rijp voor zulk een overmoed. Graaf Otto van Gelre, een neef van de bisschop en maar al te graag bereid het Sticht binnen te trekken, mocht dan zijn neus stoten voor de stad Utrecht, het kleine Amersfoort was niet tegen zijn legertje opgewassen en moest, door dreigementen tot rede gebracht, de poorten openen.


Openlijke verwensingen aan het adres van de graaf, toen deze de stad binnenreed, vergramden hem dermate dat hij zijn woord brak en zijn knechten alsnog toestemming verleende naar hartelust aan het branden en plunderen te slaan, zodat de stad geheel in de as werd gelegd.


Vermoedelijk werd de verdediging van Amersfoort in 1274 reeds langs dezelfde lijnen gevoerd als die, welke heden ten dage nog door het beloop der binnensingels en muurhuizen worden aangegeven. Dit houdt echter nog niet in dat alle muren, poorten en andere, uit steen opgetrokken verdedigingswerken in 1274 reeds waren voltooid. De mogelijkheid is zelfs wel eens geopperd dat de westelijke helft van de ellipsvormige, oude stadsvesten van jongere datum zou zijn dan de oostelijke en dat de Korte- en Langegracht in dit voorstadium de taak van vestinggracht hebben vervuld.


Aanleiding tot deze veronderstelling is een bericht uit het jaar 1495


Bron: Zeven eeuwen Amersfoort