Beschrijving van een School in Waddinxveen in 1869 door hulponderwijzer Milaan.


Openbare school in Waddinxveen

Kwekeling in het 1869

Hulponderwijzer in Waddinxveen rond 1870

De school! Eén groot lokaal

De eerste weken

Een klas hoger . Rekenwerk. Zinsontleding. Zingen.

Openbare school in Waddinxveen


Pieter Willem van Milaan was geboren op 13 augustus 1850 te Schiedam. Na de lagere school volgde hij in zijn woonplaats een opleiding tot onderwijzer. Per 1 januari 1869 begint hij als hulponderwijzer in Waddinxveen. Waddinxveen was midden vorige eeuw een dorp met ongeveer 3000 inwoners. De openbare school waar Van Milaan in 1869 in dienst trad, was gebouwd in 1782 en bestond uit één lokaal met daaraan verbonden de onderwijzerswoning. Gedurende lange tijd was het de enige schoof in het dorp Halverwege de jaren vijftig schommelde het aantal leerlingen, tussen de 160 en 170. In 1861 was dit opgelopen tot ruim 260, veel te veel voor slechts één lokaal. Daarom was er in 1867 een houten hulplokaal op de speelplaats gebouwd, zeer ongeschikt in de ogen van de Plaatselijke commissie voor schooltoezicht. Dat is het lokaal waar we van Milaan zijn entree als onderwijzer zien maken. In de jaren dat hij in Waddinxveen les gaf, werd de school bezocht door zo’n 360 kinderen. Inmiddels was er een tweede school in het dorp opgericht, een van het Christelijk Nationaal Onderwijs, waar tegen de 80 leerlingen onderwijs genoten. Het zou nog tot 1874 duren voordat de oude openbare school werd vervangen door nieuwbouw, Van Milaan was toen al vertrokken naar Lekkerkerk.


Kwekeling in 1869 door P. Milaan

‘In de stad mijner inwoning was een gemeentelijke Leer- en Vormschool voor onderwijzers. De inrichting had ver in het rond een goeden naam: vele uitstekende onderwijsmannen heeft de school geleverd. Ze telde twee klassen, één voor jongelieden van 14 tot 16 jaar en één voor idem van 16 tot 18 jaar. De leerlingen waren allen jongens; van vrouwelijke kweekelingen was toen nog geen sprake. Eens per jaar was er een examen, waarbij de schoolopziener en meestal ook een inspecteur van het lager onderwijs in Zuid Holland tegenwoordig was. De lessen werden gegeven van 5-7 in den winter, en des zomers van ‘s morgens 7-8,5 uur, terwijl op zaterdagmiddag ook nog enkele lessen vielen. Niet veel lesuren dus, maar over het geheel werd er door de jongelui hard gewerkt. Wij begrepen dat de school te weinig gaf, eigenlijk niet meer dan de leiding, en dat zelf werken de boodschap was. Na afloop van de les wordt gewerkt voor den volgenden dag en dan aan de eigen studie doorgaans tot 12 uur in den nacht.


De keuze voor geschikte studieboeken was ver van ruim. Vooral met ‘Kennis der Natuur’ was het treurig gesteld. Voor natuurlijke historie hadden we De Rijken der Natuur door Corstiaan de Jong. Voor natuurkunde: Bosch en Degenhard, later Ganot, Gelukkig vulde onze leeraar Dr. S, dit gebrek aan door zonder handleiding ons practische lessen te geven, daar hij ook gebruik mocht maken van de werktuigen der avondschool, Andere leerboeken waren: Kern. Nederlandsche Taal, Straatman Rekenkunde, Mulder Vad. en Alg. Geschiedenis, Dornseiff en Kuiper Aardrijkskunde, later Puts Vergelijkende Aardrijkskunde. Voor Paedagegie werden gebruikt- in de laagste afdeling J.W, Regt Practische Onderwijskunde en in de hoogste Brugsma,


De meeste lessen waren best maar de Paedagogie! Werkelijk, het was onze schuld niet dat we dat vak vervelend vonden, en dan dat ‘dikke’ boek van Brugsma! Wij vonden het al even droog als de man die er uit doceerde. Arme Paedagoog. Wat hebben we U toch in onzen jongensovermoed dikwijls geplaagd. Toen we ontdekt hadden dat een trap tegen de deur van het gaskastje het licht in de gehele school deed uitgaan, gebeurde dit o zoo dikwijls en dan werd de les opgeheven. Of voor uwe komst in het lokaal werd er in de gaslampen geblazen - nog zoogenaamde vleermuizen - zoodat er van lesgeven in het donker geen sprake was, al liet u soms een kaars halen. Bij de andere onderwijzers zouden wij het wel gelaten hebben!


En de practische vorming. Gedurende den geheelen schooltijd moesten we present zijn. In de eerste plaats voor allerlei kleine diensten: inkt deelen, borden schoonmaken. boodschappen doen enz, Voor het overige zaten we, de kweekelingen, achter in de klas te werken, tot ons een deel van de klasse werd toevertrouwd van de laagste afdeling. Als begin kreeg ik twee banken. dus twaalf leerlingen voor mijn rekening. Langzamerhand werd dit getal grooter (totdat tenslotte de behandeling van een Ieesles, het doen van een vertelling enz. aan mij werd toevertrouwd.

Verder zal ik over mijn opleiding niet breeder vertellen. Ik werkte hard en op 18 jarige leeftijd behaalde ik de hulpacte. Een nieuw tijdperk in mijn leven begon: ik ging de wereld in als onderwijzer.’