Lesstof Latijnse school


Latijn was de basis van het schoolprogramma. Je leerde de grammatica, hoe een betoog op te

bouwen (dialectiek of redeneerkunde) en ook hoe je met mooie redevoeringen mensen kon

overtuigen (retorica of welsprekendheid), allemaal in het Latijn. Onder leiding van een

zangmeester zongen de jongens in de kerk Gregoriaanse gezangen. In het derde cursusjaar

werd vaak het handboekje van Erasmus uit 1530 gebruikt: ‘Over het beschaafd gedrag van

kinderen’ in eenvoudig Latijn. De kinderen leerden daaruit hoe ze zich netjes moesten

bewegen, kleden en zich gedragen in de kerk, aan tafel, in gezelschap, bij het spelen en in de

slaapzaal. Zo schreef Erasmus bijvoorbeeld: spugen op straat doe je niet, aan je neus hoort

geen snot te hangen en snuiten doe je in een doek, vette vingers aflikken of afvegen aan je

kleren is ongemanierd.

Erasmus had zelf de Latijnse school doorlopen, die hij als ‘martelkamer’ omschreef. Hij vond datje kinderen beter kon belonen voor de goede dingen i.p.v. straffen uit te delen en dat de lesstof op het kind afgestemd moest zijn. In zijn boekje staan dialogen tussen kinderen die de toen gangbare spelletjes speelden.


Toneeluitvoeringen

Jaarlijks voerden de leerlingen een toneeluitvoering op. De stadsontvanger bouwde daarvoor

een stellage op straat en het stadsbestuur schonk 1,5 gulden èn een vat bier aan de school. In

1555 was er een opvoering over een gierigaard.