Calvinisme moet maar eens kleur bekennen


Spanningsveld tussen actie en berusting leidt niet altijd tot heldere stellingname.


Het is het Calvijnjaar en dat hebben we geweten tot het rivaliserende Darwinjaar een voorlopig einde maakte aan de hype. Vandaag komt er een herstart met een officiële herdenking van Calvijn in de Grote Kerk van Dordrecht. Het is tijd om de balans op te maken. Raakt de theologie en invloed van Calvijn nog aan de wezenlijke vragen van onze tijd?


In recent verschenen boeken ligt de nadruk op de biografie van Calvijn en de historische ontwikkelingen van het calvinisme. Waardevolle analyses, maar de waarde ligt voornamelijk op het historische vlak. De gereformeerde beleidsmannen proberen wel de brug naar de actualiteit te maken. Jan-Peter Balkenende zal op de herdenking vandaag een rede uitspreken met de titel ’Calvijn na 500 jaar’: het klinkt veelbelovend. De Calvijn van de minister president heeft, blijkt uit eerdere opmerkingen van hem, weinig verbintenis met belangrijke vragen van de huidige maatschappij.


Dat is spijtig, want we leven in een tijd waarin juist de vaak aangehaalde ’judeo-christelijke cultuur’ dient als ammunitie voor de populistische intolerantie van Geert Wilders. De erfgenamen van het calvinisme hebben er weinig weerwoord op. Als het Calvijn-jaar iets kan brengen dan lijkt me de problematische status van de ’judeo-christelijke’ wortels een onvermijdelijke onderwerp. Zo’n aanpak wordt met minder feestelijke vragen geconfronteerd: Leent het calvinisme zich voor het verheffen van de eigen ’judeo-christelijke cultuur’ tot absoluut ideaal? Of betekent calvinist zijn dat je geen stelling tegen Wilders kunt nemen? Wat betekent calvinisme vandaag de dag?


Het calvinisme kent een spanning tussen het recht op opstand en een plicht tot berusting in de door God gegeven situatie: de mens is te zondig om zijn eigen beelden tot absoluut ideaal te verheffen, maar moet tegelijkertijd in opstand komen tegen diegenen die dat wel doen. Op sleutelmomenten in de Nederlandse geschiedenis heeft de spanning ertoe geleid dat men een kritische stellingname in het heden innam. Willem van Oranje’s religievrijheid en het verzet tegen de Duitse bezetter door gereformeerde verzetsstrijders zijn daar voorbeelden van. Tegelijkertijd toont de geschiedenis van het calvinisme in Zuid-Afrika of van collaborerende gereformeerden tijdens de Tweede Wereldoorlog aan dat een teveel aan berusting gevaarlijk is.


Het calvinisme toonde de noodzaak kritisch te kijken naar de eigen mogelijkheden én de noodzaak van een harde stellingname. Als het calvinisme, zoals Balkenende betoogt, een invloed op de hedendaagse situatie uitoefent dan moeten ook de risico’s en kritische mogelijkheden daarvan besproken worden.


De vragen die het Calvijnjaar op zou moeten roepen betreffen het dubbele gevaar dat enerzijds de ’judeo-christelijke cultuur’ door Geert Wilders wordt gepresenteerd als een gesloten intolerant systeem, of anderzijds dat deze ’judeo-christelijke cultuur’ door bewindslieden zo wordt uitgelegd dat zij leidt tot een passieve houding tegenover intolerante krachten in de samenleving.


Als Calvijn inderdaad van belang is voor de huidige situatie dan moet men beginnen met het nadenken over de centrale maar ondergewaardeerde vraag die in de geschiedenis van het calvinisme van belang is: ’Kan men politiek geëngageerd zijn zonder de eigen stellingname tot absoluut ideaal te verheffen?’


Bron:  Trouw