Het calvinisme is zowel een zegen als een vloek   (Willem Breedveld– 15 juli 2009)


Ja, ik ben een calvinist. Ik behoor zelfs tot de weinige Nederlanders die met de Calvijn-test meer dan 80 scoorden. Ver boven Balkenende, boven Donner ook en zelfs boven Rouvoet.


Maar anders dan je op grond van deze uitslag zou verwachten, sta ik sceptisch tegenover Calvijn en het zogenaamde calvinisme. Er is sprake van een haat-liefdeverhouding.


Waarom dat zo is, zag ik niet eerder zo krachtig verwoord als in Trouw van afgelopen zaterdag. Daar op de pagina religie & filosofie gaf Dirk Smit, hoogleraar systematische theologie en ethiek in Zuid-Afrika, zijn visie op de betekenis van de reformator voor zijn land. Kernachtig samengevat in de kop: ’Zuid-Afrika dankt apartheid én anti-apartheid aan Calvijn’. Zo is het precies. Met een beroep op Calvijn valt een gescheiden ontwikkeling van de rassen te verdedigen en zelfs racistische politiek te rechtvaardigen. Maar geheel in de geest van Calvijn kun je de apartheid ook veroordelen en het racisme de oorlog verklaren. Denk aan de blanke ds. Beyers Naudé. Denk ook aan de donkere predikant Alan Boesak.


Het is overigens niet eenvoudig om deze paradox te doorgronden. Maar gelukkig verscheen er juist dezer dagen een verhelderende studie van de literatuurwetenschapper en filosoof Ernst van den Hemel: ’Calvinisme en politiek’ (uitgeverij Boom). Tussen verzet en berusting, luidt de veelzeggende ondertitel. Berusting omdat, zoals Van den Hemel uitlegt, de mens volgens Calvijn door en door zondig is. Die mens dient zich wel tien keer te bedenken alvorens tegen de bestaande, van God gegeven ordening in te gaan. Laat staan dat zo’n mens de samenleving een ordening zou opleggen. Daarentegen is verzet gerechtvaardigd en zelfs geboden als gelovigen gedwongen worden God ongehoorzaam te zijn.


In dat laatste element schuilt volgens de auteur de politieke kracht van het calvinisme en hij verwijst daarvoor naar de Opstand van Willem van Oranje, naar het strijdbare calvinisme van Abraham Kuyper en de vastbeslotenheid ook waarmee gereformeerden in de Tweede Wereldoorlog in verzet kwamen tegen de Duitsers. Maar, zo laat Van den Hemel ook zien, in Zuid-Afrika pakte het calvinisme fataal uit. Daar droeg de reformator munitie aan voor de stelling dat God mensen geschapen heeft in verscheidenheid, ieder naar zijn eigen aard. De ordening is dus een pluriforme samenleving, waarin ruimte moet zijn voor soevereiniteit in eigen kring, in het Zuid-Afrikaans: in eigen kraal. Een opvatting waarmee het gescheiden optrekken van de rassen kon worden verdedigd en vermenging zelfs verboden kon worden, wegens het gevaar van verbastering.


Voeg bij deze cocktail de vernedering van de Boeren met hun mislukte opstand tegen de Engelsen, de grote Trek met het doel een eigen staat te stichten en het is duidelijk welk gewicht die ’eigen kraal’, dat eigen volk voor veel Zuid-Afrikaanse blanken had. Dat mocht niet verwateren. Daarmee zouden zij de missie die God kennelijk met dit volk voor ogen had, ernstig tekort doen. En zo, aldus de auteur, kon het apartheidsdenken uitgroeien tot een onwrikbare ordening, tot een vorm van totalitair denken waartegen het calvinisme juist per definitie gekant is. Vandaar dat anderen met succes een beroep op Calvijn konden doen om het apartheidsdenken te veroordelen.


Terug naar mijn scepsis over het calvinisme: wat mij aanspreekt is zijn strijdbaarheid, het geen genoegen willen nemen met ordeningen die indruisen tegen de gerechtigheid. Tot mijn schrik constateer ik echter dat het calvinisme vooral misbruikt wordt om berusting te prediken, je neer te leggen bij de marktordening, hard te werken en verder je eigen gang te gaan. Op basis van een ethiek die niet verder reikt dan de wet en de grootste gemene deler. Calvinisme dus als zegen en vloek.


Bron:  Trouw