Regent Mr. J. Van der Leeuw heeft het Gecombineerd St. Pieters-en Bloklandsgasthuis in 1894 beschreven. Als we zijn beschrijving volgen ontstaat een goed beeld van het gasthuis zoals het was. Het heeft het uiterlijk van een kerk, behalve aan het Davidshof, waar het een gewoon burgerhuis lijkt te zijn. Tussen het oude gebouw en het woonhuis bevindt zich een entree met boven de deur het jaartal 1625. Via deze entree komen we in een eenvoudig  voorportaal met witgepleisterde wanden. Links is een reliëfsteen die Christus voorstelt, bezwijkend onder de last van het kruis, rechts hangt een groot bord met de namen van de regenten uit 1535-1695. Tegenover de deur bevindt zich een houten trap die naar een klein kamertje voert en vervolgens naar de zolders. Het gebouw heeft geen verdieping.


Deze trap is nu te zien in de voorhal van de mannenzaal.


Woonruimte van de binnenvader en -moeder


Links van de trap staat een oude kast en daarnaast weer een trap die naar een opkamer voert, het kantoor. Dit was de regentenkamer, maar nu is het de slaapkamer van de binnenvader en -moeder. Buiten aan de kamer is nog een aanbouwsel, dat dienst heeft gedaan als woonvertrek voor een kostkoper, maar sinds 1878 in gebruik is als lijkenkamer.

Bij de trap is een zijgang die naar het woonhuis leidt. Links daarvan is de woonkamer van de vader en de moeder. De ruimte was tot 1847 de Blaauwe Keuken. Rechts is een uitbouw: het washuis. Tegenover de gang bevind zich een keuken, de zijuitgang rechts voert naar de tuin.


Regenten- en regentessenkamers

Links buigt de gang met een kunstig gebouwde schuine boog uit het oudere in het nieuwe deel en komt men aan een opkamer boven de kelder: vergaderkamer van de regentessen. Aan het eind van de gang bevindt zich de regentenkamer met drie ramen aan de Singelzijde.


De Vrouwenzaal

Terug naar het voorportaal: de deur rechts van de ingang leidt naar een vierkant vertrek met twee bovenlichten. Er staan 3 ijzeren bedden en doet dienst als dienstbodekamer. Tot 1846 was het een ziekenzaal. Door een gemetselde muur is het afgescheiden van de daarachter gelegen vrouwenzaal.


Als men de zoldering weg denkt lijkt het gebouw op een kerk. In 1846 zijn vier van de bovenlichten vervangen door grote ramen die uitzien op de Singel. In de zaal zelf staan 26 ijzeren ledikanten, die daar in 1885 geplaatst zijn om de vroegere bedsteden te vervangen. In het midden van de vrouwenzaal is een deur die uitkomt op op twee in elkaar overlopende vertrekken, waarvan de eerste is bestemd voor de zwakken en de tweede voor de zieken, elk met 4 ijzeren ledikanten. Deze vertrekken en ook het eetvertrek zijn gebouwd in 1872 op de plaats van het kerkhof dat tot 1830 in gebruik was.


De eetzaal

Links van de ingang voert een deur naar een rechthoekig vertrek waar aan elke kant een tafel met banken staat, de ene voor de mannen de andere voor de vrouwen, waar de gastelingen de maaltijd gebruiken. Dat wil zeggen tot 1907. Dan worden een aantal aanbouwen afgebroken, waaronder de eetzaal. De maaltijden vinden vanaf dat moment in de kapel plaats.


De mannenzaal

Aan het eind van het de vrouwenzaal is een deur die op een soort portaal uitkomt bij een door een balustrade afgescheiden kerkje. Rechts is een uitgang naar de straat, links is de entree van de mannenzaal. Een langwerpige uitbouw die in 1859 is vergroot. De slaapplaatsen bestaan uit bedsteden voor elke man een. Vóór 1838 sliepen twee mannen in één bedstede. In 1838 zijn ze verboud tot eenpersoonsbedsteden.

Voor de bedstee staat, op een plankier, voor de gastelingen een kist waarin kleding en persoonlijke bezittingen kunnen worden opgeborgen. Ze hebben ook een klein kastje tot hun beschikking om koffie, tabak en etenswaren in te bewaren. Behalve hun kist hebben de gastelingen een stel en een tafeltje, een eigen blikken koffiebusje en een koperen keteltje en een tinnen lepel en vork.


De gastelingen hebben sinds 1906 de beschikking over een eikenhouten watercloset! Voor het privaat moeten ze buitenlangs door de tuin.


De mannenstoof

Vanuit de mannenzaal komt men door een zijdeur in de mannenstoof. Tot aan begin 1907 hebben de mannen de beschikking over deze stoof. Het is een vertrek waar ze kunnen roken, hun koffie zetten en een spelletje spelen. Door de bouw van het nieuwe gasthuis is deze ruimte vanaf mei 1907 niet meer te gebruiken en vinden hun bezigheden nu in de mannenzaal zelf plaats.


Kapel en tuin

De kapel bevat aan het eind een eenvoudige preekstoel, boven het portaal is sinds 1842 een gaanderij met een klein orgel.


Aan de straat tegen het gebouw is een afdak waaronder banken staan. In 1832 wordt dit afgesloten met een houten hek. Het wordt nog maar zelden gebruikt omdat een deel van de grote moestuin achter het gasthuis tot siertuin is aangelegd met een grote tent. In die tent kunnen de gastelingen wat rondlopen en zitten. Tot 1830 is een deel van de tuin in gebruik als begraafplaats.




De bedstee

Tot aan het eind van de 19e eeuw slapen mensen gesteund door twee of drie kussens onder de rug en hoofd. Ze slapen ‘zittend’ kun je wel zeggen. Als je plat liggend zou slapen stijgt het bloed naar je hoofd en dat wordt als gevaarlijk gezien. In het begin van de 20e eeuw neemt de kennis op het gebied van de gezondheidszorg enorm toe. Door zowel nieuwe medische kennis als moderner hygiënisch inzicht verandert het denken over wat wel en niet gezond is. In het St. Pieters en Bloklandsgasthuis anno 1907 is dze verandering duidelijk waar te nemen, tenminste uit de documenten. In de vrouwenzaal zijn de bedsteden verwijderd en wordt sinds 1886 geslapen in ijzeren ledikanten. De ledikanten zijn niet meer omgeven door gordijnen. Lang heeft men gedacht dat de nachtlucht schadelijk is. In de mannenzaal daarentegen bestaan de bedsteden met hun gordijnen nog wel. Regenten en regentessen vinden de behuizing van het gasthuis vanuit het oogpunt van hygiëne bepaald ouderwets, maar hebben geen geld voor verbeteringen.


Bron: Handboek Levende Historie

St. Pieter en Bloklandgasthuis maquette