De Inquisitie


In 1179 sprak Paus Alexander de banvloek uit over de katharen. Aanvankelijk lukte het de onderling verdeelde bisschopen niet om de katharen van Languedoc te onderwerpen. De plaatselijke adel steunde hen niet.


De ketters werden beschuldigd van sexuele uitspattingen. Bijnaam voor de Katharen werd 'Bulgars', in het Engels verbasterd tot 'buggers': homo's. De Kathaarse predikers reisden dikwijls met zijn tweeën rond. [Zie wat Spencer hierover zegt:]


In 1203 zond de Paus zijn gezant Petrus van Castelnau om de katharen van hun dwalingen te overtuigen. Een jaar later kwam het tot een openlijke botsing. Inmiddels waren de katharen begonnen het fort te Montsségur te versterken. De burcht werd hun bestuurlijk en financieel centrum. Er werd geld bewaard dat hen door de adel was geschonken.


In 1207 kwamen Guilhabert de Castres en Dominicus Guzman in Montréal tegenover elkaar te staan. Het was in de streek gebruikelijk om in het openbaar een debat te houden om bepaalde theologische en filosofische geschillen te beslechten, zonder aanziens des persoons, geloof, geslacht of overtuiging. Een dergelijk gebruik was in strijd met de katholieke autoritaire hiërarchie.

Dominicus (c.1172-1221), de stichter van Dominicaner orde, was een zeer vroom man en een succesvol redenaar. Hij deed aan zelfkastijding en gebruikte daarbij de zweep. Nachten bracht hij wenend door om de verloren zielen die hij trachtte te bekeren. Ketters waren nog erger dan heidenen. Met grote toewijding gaf hij zich over aan hun bekering. In 1204 verbleef Dominicus in een kathaarse herberg in Toulouse. De hele nacht lang bleef hij discussiëren met de herbergier totdat hij het pleit gewonnen had. In 1206 voegde de paus Dominicus toe aan zijn Gezantschap tegen de ketters.

Guilhabert de Castres (c.1150-c.1240) was een kathaarse nobelman en een beroemd arts in het gebied van Carcassone. Hij trok al predikend, zegenend en dopend rond. De kathaarse gelovigen uit de lagere standen waren zijn vurigste aanhangers.

Nu, in 1207, stonden Dominicus en Guilhabert tegenover elkaar in een publiek debat. Het lukte het Dominicus niet om Guilhabert - die een thuiswedstrijd speelde - van zijn dwalingen te overtuigen. Dominicus vertrok en gaf zijn zijn opdracht aan de Paus terug. In 1208 werd de gezant Petrus van Castelnau omgebracht. Paus Innocentius III greep deze gelegenheid aan om zijn volgelingen te bewapenen. Er verzamelden zich een troepenmacht van 20.000 man uit alle landen van Noord-Europa. In de jaren die volgden werden duizenden ketters naar de brandstapels gevoerd. "Op de vraag: 'Hoe kunnen wij onderscheiden wie de ketters zijn?', antwoordde (de Pauselijke Gezant) Amaury met de legendarische woorden: 'Maak ze allemaal af, God zal de zijnen wel kennen'." "Een kroniekschrijver schreef: 'Onze mensen konden zich de moeite besparen hen in het vuur te werpen, zij beleden hun ketterse geloof met zo'n blijheid, dat zij zichzelf letterlijk in de vlammen wierpen.'" In 1217 liep de eerste Kruistocht tegen de Albigenzen ten einde. Een tweede kruistocht volgde in 1226-1229. In 1233 verkregen de Domincaners het recht op het inquisiteurschap. Dit is het eigenlijke stichtingsmoment van de inquisitie, die in Languedoc honderd jaar lang in de greep zou houden. Wie zich bekeerde, moest de namen van medebroeders opgeven en kreeg boetedoening opgelegd. Tijdens de verhoren mochten de verdachten geen getuigen oproepen; er was geen recht op verweer. Om de volgende, in dikwijls geciteerde anecdote is men het historisch vegetarisme vooral gaan vereenzelvigen met de ketterse ondergrondse bewegingen der gnosis. Een beschuldigde trachtte te bewijzen dat hij geen ketter was door te beweren dat hij, net als gewone christenen, gewoon vlees at: "Ik slaap met mijn vrouw, ik eet vlees en ik lieg terwijl ik eden zweer. Ik ben kortom een goed christen" (geciteerd uit Louter).


In 1243 besloten kerkelijke gezaghebbers om definitief af te rekenen met het laatste bolwerk van het katharisme, de burcht van Montségur.

In het fort hadden zich ridders en knechten teruggetrokken. Zij beschermden een groep van 500 katharen. Tien maanden duurde de belegering. Op 16 maart 1244 Montségur genomen. Diezefde dag werden 225 mannelijke en vrouwelijke perfectie verbrand.


Maar de goudschat van Montségur was door twee katharen weggevoerd. Men weet tot op de dag van vandaag niet waaruit de schat der katharen bestond, noch waarheen hij was weggevoerd. Er ontstonden legenden dat de schat de Heilige Graal of de verloren gegane tempelschat van Jeruzalem was geweest. Churton: "Er is een hoop onzin geschreven over het Katharisme. De Katharen zijn afgeschilderd als geheimzinnige verkondigers van een met geheimen doorweven leer, beladen met een hang naar mystiek en toverkunst. Op een of andere manier werden ze in verband gebracht met de mythen rond de Heilige Graal, koning Arthur, de oorspronkelijke en heidense 'gnosis' en vrij recent nog werd hun naam verbonden met een van de meest geruchtmakende theorieën over vermeende samenzweringen. Daarbij zou alles betrokken zijn, van de zogenaamde afstammelingen van Christus, het Merovingische huis, de Tempeliers, het Lotharingse huis, de theosofie en het occultisme van de negenitende en twintigste eeuw, de Nazi-partij, de Rozekruisers, de dichters van het Symbolisme, de schilder Nicolas Poussin en de Ark des Verbond tot de inmiddels maar al te vertrouwde mengelmoes van intergalactische UFO-spinsels, het 'holisme' en kosmologische ontstaanstheorieën, de Oud-Egyptische mythologie, speurtochten naar Atlantis en prehistorische astronomie."


Na de val van Montségur liep de katharenbeweging op zijn einde. Veel perfectie waren gedood. De overgeblevenen kregen niet gemakkelijk opnieuw de steun van de bevolking en de edelen van Languedoc die zich door de Roomse overmacht bedreigd wisten. Groepjes katharen gingen ondergronds. Zij hielden geheime bijeenkomsten in open plekken in het bos, in de bergen en de grotten. In 1321 werd Bélibaste als laatste ketter verbrand, een gebeurtenis die in het dorp Villerouge-Termènes nog steeds jaarlijks wordt herdacht.

Veel katharen zouden in de dertiende eeuw gevlucht zijn naar de Italië: Concorezzo en Lombardije. In Languedoc werden Franciscaner kloosters gesticht en hun bedelorden namen veel gebruiken over van de kathaarse perfectie. Inmiddels was het katharisme ook inwendig verdeeld geraakt.


Bronnen: