Het Koninklijk Paleis, Amsterdam, voormalig stadhuis. (1648-1655)


Het belangrijkste werk van Jacob van Campen is zonder enige twijfel het stadhuis op de Dam, thans Paleis (1648/65), de indrukwekkendste schepping van het Hollandse Classicisme. In 1647 duikt zijn naam voor het eerst op in verband met het ontwerp van het nieuwe stadhuis. Het moest een volmaakt gebouw worden, met een volmaakte maatvoering, volmaakte verhoudingen en een volmaakte boodschap aan de toeschouwer. Zijn kracht lag in de strenge proporties en de zeer matige versiering. Critici verafschuwden de eenvoudige entree - zonder trappen - op de begane grond.


Tijdens de bouw van het stadhuis woonde Van Campen in het duurste logement in de Kalverstraat en zijn verteringen waren navenant. In 1654 is Van Campen met ruzie vertrokken naar zijn buiten bij Amersfoort, waarschijnlijk in verband met het ontwerp van de tongewelven. Daniël Stalpaert voltooide het werk met enkele onbelangrijke wijzigingen. Na voltooiing was het stadhuis van Amsterdam het grootste stadhuis ter wereld.


Jacob van Campen kwam in 1654 in conflict met het stadsbestuur, waarna Daniël Stalpaert de volledige leiding kreeg. Het beeldhouwwerk werd gemaakt door Artus Quellijn en zijn medewerkers. In 1655 werd het stadhuis feestelijk ingehuldigd, maar was toen nog niet voltooid: pas in 1665 was het gebouw gereed, terwijl aan de inrichting van de vertrekken tot aan het begin van de 18de eeuw werd gewerkt.


Voor de vervanging van het bouwvallig geworden gotische stadhuis waren verschillende ontwerpen ingediend. De Vrede van Münster in 1648 bracht zo'n euforie met zich mee dat het meest ambitieuze plan werd uitgevoerd. Het stadhuis werd gebouwd op een schaal die in Europa nog niet eerder was vertoond. Het werd het grootste bestuurlijke gebouw van het toenmalige Europa. Het gebouw rust op 13.659 palen ("de dagen van het jaar, een één ervoor en een negen erachter", hebben generaties schoolkinderen geleerd). Het "achtste wereldwonder" werd de parel in de kroon van Amsterdam. Het gebouw moest de rijkdom en het aanzien van de stad Amsterdam weerspiegelen. Het gebouw werd geheel opgetrokken uit Bentheimer zandsteen (oorspronkelijk zeer licht gekleurd) en met name in het interieur veel marmer. Jacob van Campen liet zich inspireren door de Romeinse bestuurlijke paleizen. Voor de burgemeesters van Amsterdam, die zich de consuls van een nieuw Rome waanden, werd een nieuw Capitool gebouwd. Het stadhuis van Jacob van Campen is 's lands belangrijkste historische en culturele monument van de 17de eeuw, de glorietijd van Nederland in het algemeen en van Amsterdam in het bijzonder. Het gebouw is dan ook op zeer veel oude afbeeldingen te zien.


Het gebouw is tot 1808 stadhuis gebleven. Daarna werd het door koning Lodewijk Napoleon veranderd in een paleis. De galerijen werden door houten wanden in vertrekken verdeeld. Aan de voorzijde werd een balkon aangebracht. Uit deze periode stammen ook de fraaie Empire meubelen die in het paleis zijn te zien. In de 20ste eeuw werd het gebouw meerdere malen gerestaureerd, waarbij de verbouwingen van Lodewijk Napoleon ongedaan werden gemaakt. Het gebouw werd in zijn oorspronkelijke staat teruggebracht, waardoor we het gebouw weer kunnen ervaren als een bestuurlijke tempel in klassieke traditie. Na de restauratie in 1960 werd het gebouw beperkt opengesteld voor het publiek.