De list van de monnik Bahira


De monnik Bahira gaf de jonge Mohammed handige tips om de Arabieren te bekeren, aldus een Syrisch-christelijke versie van Bahira-legende. De koran zou door Bahira geschreven zijn.


De legende over de ontmoeting van de profeet Mohammed met de christelijke monnik Sergius Bahira was in de middeleeuwen erg populair in Europa. Bahira zou Mohammed de islam hebben ingefluisterd - meestal wordt de monnik voorgesteld als een ketter. De monnik zou zijn afgewezen voor het bisschopsambt en wilde zich wreken.


``Je komt dat motief tegen in honderden middeleeuwse teksten'', zegt Arabiste  Barbara Roggema, werkzaam aan de Rijksuniversiteit Groningen. ``De boodschap is duidelijk: de islam is een christelijke ketterij. Maar de legende komt oorspronkelijk uit het Midden-Oosten en had daar een andere betekenis. Zowel de moslims als de christenen hadden daar hun eigen versie van het verhaal.''


Roggema heeft zich de afgelopen jaren over tientallen Syrische en Arabische manuscripten gebogen om de Syrisch-christelijke versie van de legende in kaart te brengen. De manuscripten zijn van de vijftiende eeuw en later, maar de legende zelfs is waarschijnlijk al in de negende eeuw ontstaan. Ze heeft vier verschillende versies kunnen destilleren, twee in het Arabisch en twee in het Syrisch, en bereidt nu een kritische teksteditie voor, met vertaling en interpretatie, die eind 2002 zal uitkomen.


``Alle moslims kennen het verhaal van de monnik'', zegt Roggema. ``Het staat in de allerbekendste biografie van Mohammed, die van Ibn Ishaq. Mohammed ontmoet daarin als twaalfjarige jongen een christelijke monnik, die voorspelt dat hij een profeet zal worden. De monnik ziet hoe de takken van een boom zich over de jongen heenbuigen om hem schaduw te geven, en op de rug van de jongen ontwaart hij het zegel van het profeetschap. In de islamitische traditie wordt Mohammed beschouwd als de laatste profeet, hij wordt daarom Het Zegel Der Profeten genoemd.''


Slimme jongeman

Onder de christelijke groepen in het Midden-Oosten (de Melkieten, de Jacobieten en de Nestorianen) circuleerde dit verhaal in een andere vorm. In de langste, meest uitgewerkte versie van de legende is Mohammed een slimme en welbespraakte jongeman als hij, ergens in de woestijn, de monnik Bahira ontmoet. Bahira ziet dat er een wolk boven de jongen zweeft en vertelt hem dat hij is voorbestemd om `de voorspelling van de Zonen van Ismaël' (uit het bijbelboek Genesis) in vervulling te brengen. Hoe weet u dat, vraagt de jongeman. Bahira antwoordt dat God hem dat in een visioen heeft laten weten. Mohammed wil dan weten wie God is en zo ontstaat er een gesprek waarin de monnik hem stap voor stap inwijdt in de basisbeginselen van het christendom.


Mohammed bekeert zich tot het monotheïsme en hij wil het nieuwe geloof ook onder zijn mensen verkondigen. Hij vraagt de monnik hoe hij de Arabieren, die gewend zijn om stenen en hemellichamen te aanbidden, kan winnen voor het geloof in één God. Bahira bedenkt een list: hij zal een wonder in scène zetten. Hij zal een boek schrijven, dat op de hoorns van een koe doen en naar de Mohammed sturen. Mohammed moet dan tegen zijn mensen zeggen dat God hem het boek gezonden heeft. Het plan slaagt, de Arabieren zien er een wonder in en bekeren zich tot één God.


``Een boek op de hoorns van een koe, dat klinkt voor ons heel raar'', zegt Roggema. ``Maar het is natuurlijk een verwijzing naar het tweede hoofdstuk van de koran, dat `de koe' heet. In de vroegste niet-islamitische teksten over de islam wordt vaker verwezen naar 'het boek van de koe'. Wat dat precies is, weten we niet. Het zou erop kunnen wijzen dat het `hoofdstuk van de koe' ook circuleerde als een op zichzelf staande tekst. Dat ligt natuurlijk heel gevoelig voor moslims, want zij gaan ervan uit dat er maar één, onveranderlijke versie van de koran is overgeleverd.''


De truc met het boek blijkt te werken: de Arabieren bekeren zich tot het monotheïsme. Maar Mohammed merkt daarna dat ze voortdurend terugvallen in de oude polytheïstische gebruiken. Hij gaat terug naar Bahira en vraagt hem om raad. De monnik kiest voor een pragmatische benadering, hij past de leer en de voorschriften waar nodig aan. De manier waarop dat gebeurt, weerspiegelt de theologische discussies van die tijd.


Te lichamelijk

De christenen geloofden in de menswording van Christus en in het bestaan van een goddelijke drieëenheid (`de Vader, de Zoon en de Heilige Geest'). De moslims hadden een veel abstracter beeld van God. Zij vonden het christelijke godsbeeld te lichamelijk. In de Syrisch-christelijke legende doet Bahira aanvankelijk heel erg zijn best om Mohammed in te wijden in het mysterie van de drieëenheid. Alle rituele handelingen die hij hem leert, zijn opgebouwd uit drie deelhandelingen, die symbolisch naar de drieëenheid verwijzen. Het bidden bestaat bijvoorbeeld uit: gaan zitten, vooroverbuigen en weer opstaan. Bahira leert Mohammed ook de befaamde openingsformule van de koran: `in naam van God, de Erbarmer, de Barmhartige' en legt uit dat de drie delen van deze formule verwijzen naar de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.


Al snel blijkt dat de Arabieren het mysterie van de drieëenheid niet kunnen bevatten. Bahara besluit daarom, heel pragmatisch, om zijn beschrijving van God aan te passen. Hij beschrijft God als ondoordringbaar, ondeelbaar, niet-horend en niet-ziend, zoals in de koran ook gebeurt. Door God zo `als een steen' te beschrijven, zou het monotheïsme voor de Arabieren gemakkelijker te accepteren zijn. Ze waren immers gewend om stenen te aanbidden.


De monnik past nog meer dingen aan. De Arabieren hebben er moeite mee om naar het Oosten te bidden, zoals de christenen doen. Ze bidden liever in de richting van Mekka, naar de Zwarte Steen, die ze van oudsher al aanbidden. Dus verandert de monnik de bidrichting. En het aantal gebeden, vijftig per dag, wordt op verzoek van Mohammed teruggebracht tot het praktisch haalbare aantal van vijf per dag.


``Die veranderingen zijn op zichzelf historisch'', zegt Roggema. ``Ze worden in de islamitische traditie ook genoemd. Mohammed reist naar de hemel en hoort van God dat moslims vijftig keer per dag moeten bidden. Daarna raadt Mozes hem aan om bij God te vragen om een vermindering tot vijf keer per dag. Ook is het historisch dat de Arabieren al vóór de komst van de islam de Zwarte Steen van Mekka aanbaden. De christenen gaven een eigen draai aan de islamitische traditie. Het idee is: Bahira probeert de Arabieren tot het christendom te bekeren, maar het lukt maar half, want hij moet voortdurend concessies doen, rekening houden met bestaande Arabische gebruiken.''


In de negende eeuw waren de christelijke groepen die in het Midden-Oosten onder islamitische heerschappij leefden nog zeer omvangrijk. Roggema: ``Na de Abbasidische revolutie van 750 werd Baghdad de nieuwe hoofdstad van het kalifaat. De twee eeuwen die daarop volgden, werden gekenmerkt door een grote culturele en wetenschappelijke bloei, waarbij de rol van de christenen groot was. In de negende eeuw bekeerden grote groepen zich tot de islam, maar men denkt dat de christenen in het Midden-Oosten nog een tijdlang in de meerderheid waren, of in ieder geval even groot als de moslims.''


Roggema: ``De legende zegt in wezen: de koran is een bevestiging van de christelijke leer. Dat is een opvatting die je in allerlei christelijke Arabische teksten uit die tijd terugvindt. Mohammed wordt in de legende positief gewaardeerd: hij is erin geslaagd de Arabieren te bekeren tot het geloof in één God. Maar tegelijkertijd wil de legende laten zien dat de islam niet meer is dan een versimpelde, verwaterde versie van het christendom. Het is géén universele religie, maar een aangepaste religie voor Arabieren, voor mensen die nog niet rijp waren voor het christendom zelf. En daarmee zeiden de christenen ook: voor ons heeft de koran geen meerwaarde.''


Christenen en moslims dachten ook anders over de thaumatologie, het belang van wonderen. ``De christenen zeiden: Mohammed heeft geen wonderen verricht, dus hij is geen echte profeet. Want een echte profeet verricht wonderen. Maar in de islam wordt de koran zelf als het wonder gezien. Mohammed was ongeletterd, het was ondenkbaar dat hij de `onnavolgbare stijl' waarin de koran was geschreven, zelf bedacht had. Die stijl was de mooiste die er bestond en kon alleen van God afkomstig zijn. De Bahira-legende is ook daar een reactie op: die stijl was gewoon afkomstig van een christelijke monnik.''


Een ander wonder dat in de islamitische traditie genoemd wordt, is Mohammeds nachtelijke reis naar Jeruzalem. Hij zou in één nacht heen en weer gereisd zijn naar het Heilige Land. In de Bahira-legende wordt dit wonder, net als het wonder van de koran, gereduceerd tot een goedkope vorm van bedrog. Bahira, zelf afkomstig uit het Heilige Land, vertelt Mohammed hoe Jeruzalem eruitziet, waarna Mohammed zijn mensen in geuren en kleuren kan vertellen over een wonderbaarlijke reis naar Jeruzalem.


``De legende zegt dus: er is niets goddelijks aan de koran of de islam. Maar de christenen erkenden wèl dat er een goddelijk aandeel was in de macht die de islam in het Midden-Oosten had gekregen. Die was door God voorbestemd. Dat blijkt ook uit de visioenen die Bahira heeft, voordat hij Mohammed ontmoet. Op de Sinaï-berg ziet hij enorme dierenfiguren, zoals een witte leeuw met twaalf hoorns en een panter gekleed in bloed. Die symboliseren de verschillende dynastieën van de islam. De visioenen voorspellen dus de macht van de islam, maar laten ook zien dat die macht tijdelijk is. De visioenen eindigen met de terugkeer van Christus en de Dag des Oordeels.''


Grappig

Onder de christelijke minderheden in het Midden-Oosten leeft het verhaal van Bahira nog steeds, zo heeft Roggema gemerkt. ``Een christen uit Irak zei een keer tegen me: `Vroeger op school zeiden de christelijke kinderen tegen de moslimkinderen: die religie van jullie, dat komt alleen maar van Bahira.' In Syrië heb ik voormalige moslims ontmoet die zeiden: `Weet je waar de islam vandaan komt? Het komt gewoon van een christelijke monnik vandaan.' Dat is grappig om te zien: hoe mensen dit soort verhalen nu nog aan elkaar vertellen.''


Voor haar onderzoek heeft Roggema een groot aantal archieven bezocht. ``Een belangrijk deel van de manuscripten ligt in Europa, waar die dingen al eeuwenlang verzameld worden door oriëntalisten en rijke mensen. En natuurlijk ligt er veel in de kloosters in het Midden-Oosten. Dat is niet altijd even toegankelijk.''


Voor moslims ligt het onderwerp ook nogal gevoelig. ``Als moslims vragen waar ik me mee bezig hou, zeg ik: met de figuur van Bahira. Ze weten vaak niet dat er ook een christelijke versie van het verhaal bestaat, dus zij denken alleen aan die christelijke monnik die het profeetschap van Mohammed voorspelt. Interessant, zeggen ze dan, je houdt je dus bezig met de biografie van de profeet. Dan ga ik niet zeggen: nee, ik kijk naar de christelijke versie, waarin wordt verteld dat de koran door die monnik is geschreven.''


Bron: NRC 2002/06/08