De Gekroonde Bijenkorf Kamp 10

Een mooie steen siert de gevel uit eind 17e eeuw van dit imposante pakhuis aan de Kamp 10/ hoek Coninckstraat te Amersfoort. Het pakhuis heeft een halsgevel met siervazen op de hoeken en is versierd met guirlandes. Over de historie van het pand is tamelijk veel bekend. De bewoners hebben namelijk advies ingewonnen bij Historisch Adviesbureau Jaer uit Leiden. De medewerkers van dit bureau hebben uitgebreid en origineel onderzoek gedaan naar de herkomst van het perceel, huis en bewoners. Van hun bevindingen (met een correctie of aanvulling hier en daar) maak ik in dit verhaal dankbaar gebruik. Het pand weerspiegelt de geschiedenis van de stad.


Gevelsteen
Te beginnen met de herkomst van de gevelsteen: die is in nevelen gehuld. Zo op het eerste gezicht komt de steen als authentiek en behorend bij het huis uit 1687 over, zo vermeldt Cor van den Braber (zo’n dertig jaar hoofd van de afdeling Monumentenzorg van de stad) in het boek ‘Geveltekens Amersfoort’ (2005).

De bovenzijde van de kroon, die door twee putti’s (engeltjes) wordt opgetild, ontbreekt echter. Uit een publicatie over de schilder Jordanus Hoorn uit 1983 komt naar voren, dat de zaak toch iets ingewikkelder in elkaar zit. In 1751 droeg een ánder pand aan de Campstraat dezelfde naam, namelijk een huis dat aan de huidige Kamp 74a stond. Hier woonde de honingzemer Aart Hoorn (ook Gerrits), de vader van de schilder uit de genoemde publicatie. In 1934 is dat huis echter gesloopt. Het lijkt niet logisch om in één straat twee panden met identieke gevelstenen te hebben, maar Van den Braber meldt, dat zoiets wel degelijk voorkwam, bijv. bij de Bocht van Guinee. Hij meent dan ook dat de herkomst en authenticiteit van de gevelsteen voorlopig wel een raadsel zullen blijven.

Historisch Adviesbureau Jaer stelde enige jaren geleden, dat deze gevelsteen hoogstwaarschijnlijk áfkomstig is van nummer 74a en pas nadat dat pand in 1934 gesloopt werd, in dit huis ingemetseld is. Waarom men dat deed, wordt niet vermeld.


Ontwikkeling van de stad in de middeleeuwen
Tot in de 17e eeuw werden in Amersfoort regelmatig jaarmarkten gehouden. Daardoor kwam er veel verkeer door de Kamp(straat). Handswerklieden vestigden zich er en het opzetten van bijv. een winkel was een lucratieve zaak. De bebouwing was veelal van hout.


Herkomst van perceel, huis, hof en hofstede
In de analen wordt vanaf 1609 Henrick Dirckz Man als eerste eigenaar genoemd, Hij was een vermogend man. In 1626 verkocht hij het gebouwde en de grond aan Harbert Fransz en Jannitgen van Dompselaer en hun dochter. Na 55 jaar in het bezit van de familie te zijn geweest, verkochten de erfgenamen van de genoemde dochter hun ‘huis, hof en hofstede’ aan Willem Dircksen van Geijn in 1671.


Bouw van het pakhuis
De heer Dircksen van Geijn was raadslid van de gemeente Amersfoort en zelfs nog een jaar burgemeester; gekend dus en belangrijk in Amersfoortse kringen. Hij kocht huis, hof en hofstede om er zijn moeder in te huisvesten. Na haar dood, zestien jaar later, ging echter alles tegen de grond. Daarvoor in de plaats verrees een statig pakhuis (jaartal: 1687), niet alleen van praktisch nut maar ook om goede sier mee te maken. Naast stadsbestuurder was hij namelijk ook handelaar (onbekend is waarin) én - getuige een heus familiewapen – was hij ook verbonden aan het Hoogheemraad. Zijn zoons volgden later in zijn voetsporen.


Rol van de handel
Amersfoort was een handelsstad, niet van overzeese handel maar die over land.  Het lag zeer gunstig en was vanuit alle windrichtingen goed te bereiken. Het lag immers ook centraal wat betreft de ‘hessenwegen’ waarbij handel werd aangevoerd per ossenkar uit Duitsland. Gehandeld werd in; turf, nijverheidsproducten, textiel en bier (Amersfoort kende destijds vele brouwerijen). Ook kwamen er vanaf 1444 veel pelgrims naar de stad voor het ‘Wonder van Amersfoort’. Vanaf 1620 tot aan de Tweede Wereldoorlog ontstond er bovendien een andere winstgevende industrie, namelijk die van de tabak. Hiermee kon men zeer vermogend worden.

Dit zien we allemaal terug in de geschiedenis van het pakhuis en de ondernemende huurders en bewoners. Ergens in de 18e eeuw wisselde het pand namelijk van eigenaar: Hendrik ten Brink uit Nijkerk wordt dan genoemd, maar wellicht ontbreken er een paar schakels. De heer Ten Brink kwam uit Nijkerk en was grootgrondbezitter. Hij had opslagruimte nodig voor de tabak die hij produceerde en bezat naast Kamp 10 onder meer ook panden aan de Coninckstraat. Daarna ging zijn huis in 1813 over op zijn zoon Lambertus, die ook handelde in tabak en tevens herberg De Bakkersschuur bezat.


Functies en allure van het pakhuis
Tot zo’n twee eeuwen na de bouw in 1687 werd het pakhuis niet bewoond, maar diende slechts voor opslag van handelsgoederen. Wel was de voorzijde van het pakhuis (aan de Kamp) altijd al anders ingedeeld. Het diende vermoedelijk voor de verhuur en/of als kantoor- annex winkelruimte: de gevel was eigenlijk één levensgrote reclame! Verderop volgt meer hierover. Het pakhuis was geënt op de Amsterdamse grachtenpanden, maar droeg vanwege het formaat en de uitstraling toch een enigszins provinciaals karakter.


Ontwerp en indeling
Wie de architect was, staat niet onomstotelijk vast, maar er bestaan wel vermoedens. Op grond van de Hollands classicistische elementen, ornamenten en de gevel (zie Havik 25 te Amersfoort) komt Philip Vingboons in beeld, maar daarvoor verschilt de indeling van de gevel teveel. De verdiept liggende ramen en de symmetrie ervan, evenals de manier waarop de pilasters zijn vorm gegeven, komen meer overeen met de architect van Kromme Nieuwegracht 80 in Utrecht, Johan Bulaeus.


Ondernemende huurders
Naast de tabakshandel verdiende de familie Ten Brink ook geld met het verhuren van de voorzijde van het huis. Zo woonde er een ‘collecteur’ van de generaliteitsloterij (een soort ‘staatsloterij’) die loten verkocht via de voorzijde van het huis. Latere huurders dreven er onder meer een bank.


Pakhuis, óók om in te wonen
Vanaf 1869 werd het pakhuis gebruikt om in te wonen. Het werd als ’t ware een ‘een huis van de geestelijkheid’ want het bood onderdak aan twee (katholieke) hoofdonderwijzers en diverse hulponderwijzers.

Vanaf 1885 komt de familie en grossierderij C.J. de Koning in beeld. Zij handelen in koloniale waren en verkopen zaden voor de land- en tuinbouw. Tot 1965 bleef deze Amersfoortse vestiging van de grossierderij open.

De zaak floreerde. Dat blijkt onder meer uit het feit dat zijn zoons er niet hoefden te wonen; het pakhuis had in die dagen alleen de bestemming van winkel. Bovendien konden ze het tot twee maal toe restaureren: in 1941 en in 1961. De laatste keer moest het ook echt, omdat de bekroning van de voorgevel van het pand dreigde te vallen. Uit de analen blijkt dat zo’n 70% van de kosten voor deze prijzige restauratie werd vergoed door verschillende overheden.


Huidige staat van het pand
Door de recente restauraties lijkt de buitenzijde van het pand naar alle waarschijnlijkheid – afgezien van het ontbreken van de naamsteen - weer redelijk op het oorspronkelijke ontwerp. De ramen zijn door de tijd heen het meest aan verandering (modes) onderhevig geweest en dat kan men aan allerlei details nog aflezen. In dat opzicht is het pand een architectonische smeltkroes geworden.

De grootste verandering vond plaats in de 19e eeuw. Toen werd de voorgevel niet alleen voorzien van een naam (gevelsteen), maar ook van bepleistering. Van dit laatste is nu overigens niets meer te zien.


Huidige bestemming van het pand: wonen en liefde voor koffie en thee
Na de verkoop in 1965 werd het pand weer woonhuis. Geurtjes, Blom en de heer Cheung woonden er achtereenvolgens. In 2005 werd het pand voorlopig voor het laatst verbouwd om onderdak te bieden aan twee appartementen met een ingang aan de Coninckstraat.

De voorzijde diende eerst als uitzendbureau; sinds najaar 2010 wordt er de koffie- en theezaak Kaldi (heeft ook vestigingen buiten Amersfoort) gedreven. Franchiseneemster/eigenaresse Petra Renaud, werkzaam sinds november 2013, legt uit dat de organisatie voortdurend op zoek is naar locaties net buiten het centrum, maar die wel goed bereikbaar zijn. En dat is hier zeker het geval! Alles op het gebied van koffie en thee – óók de exclusieve Kopi Luwak (koffie gezet van exotische kattenuitwerpselen) en de al even bijzondere Jacu-Bird-koffie – wordt in een sfeervolle ambiance geschonken aan particulieren en geleverd aan de klein-zakelijke markt. Inclusief seizoensgebonden soorten. De zomereditie is aanstaande: nu de zon nog!

Het pand is volgens de monumentenlijst van Amersfoort uit 2011 Rijksmonument, gelegen in een door het rijk aangewezen stadsgezicht in de binnenstad.